De Hoge Raad heeft op 13 maart 2015 een belangrijk arrest gewezen over de hoofdelijke aansprakelijkheid van een beherend vennoot van een commanditaire vennootschap voor de schulden van die vennootschap, die zijn ontstaan voordat de betreffende vennoot daartoe toetrad.
Ik schets even kort de casus. Op 2 februari 2010 werd de Carlande Dienstverlening C.V. opgericht, welke vennootschap zich bezig hield met het detacheren van chauffeurs binnen het beroepsgoederenvervoer. Op 17 augustus 2010 werd de heer X, die ik verder de heer Jansen zal noemen, beherend vennoot van Carlande. Een maand later meldde hij Carlande aan bij het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds heeft vervolgens bij gebreke van concrete gegevens aan Carlande ambtshalve twaalf aanslagen opgelegd over de maanden februari 2010 tot en met januari 2011. Kennelijk zag men bij Carlande de bui al hangen, want op 12 januari 2011 werd de vennootschap al weer opgeheven.
In de procedure vorderde het Pensioenfonds van de heer Jansen in hoofdsom hoofdelijke betaling van € 48.000,– ter zake van de ambtshalve opgelegde aanslagen. Over de vraag of vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden voorafgaand aan hun toetreden als vennoot, bestond lange tijd onduidelijkheid. Over het algemeen werd geoordeeld dat vennoten die tot een bestaande vennootschap toetraden niet voor oude schulden aansprakelijk waren. De kantonrechter wees desondanks de vordering toch helemaal toe en de Hoge Raad bevestigde die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat in de wettelijke regeling over de hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten geen beperking te lezen is in die zin, dat deze aansprakelijkheid alleen zou gelden voor verbintenissen die zijn ontstaan nadat een vennoot tot de vennootschap is toegetreden. Het betreft bepalingen die tot doel hebben de schuldeisers van een vennootschap te beschermen in de situatie dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is om aan alle schulden/ verbintenissen van de vennootschap te kunnen voldoen. In die gevallen kunnen de schuldeisers dus ook de vennoten aanspreken.
De uitspraak betekent dat schuldeisers er bij het toetreden van een nieuwe vennoot, een verhaalsmogelijkheid bij krijgen. Voor de Hoge Raad was dat geen reden om tot een ander oordeel te komen. De Hoge Raad stelt dat die persoonlijke aansprakelijkheid van vennoten voor alle schulden van de vennootschap de rechtszekerheid dient. Er hoeft dan niet nader onderzocht te worden wat het ontstaansmoment van een schuld is. De Hoge Raad is van oordeel dat aan de belangen van de vennoten die toetreden tot een bestaande vennootschap voldoende tegemoet gekomen wordt, omdat zij voorafgaand aan toetreding kunnen bedingen dat zij volledige inzage krijgen in de schuldenpositie van de vennootschap en daar nader onderzoek naar kunnen doen. Ook is het mogelijk dat toetredende vennoten (intern) afspraken maken met de bestaande vennoten over de onderlinge verdeling van eventuele bestaande schulden van de vennootschap.
Wat hiervoor is gesteld voor de commanditaire vennootschap geldt ook voor de vennoten van een vennootschap onder firma. Vanaf nu is duidelijk dat de toetredende vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schulden/verplichtingen van de vennootschap. Dat brengt mee dat die toetredende vennoten eerst heel goed onderzoek moeten doen naar de financiële positie van de betreffende vennootschap en met de bestaande vennoten goede afspraken moeten maken over wie in de onderlinge verhoudingen aansprakelijk is voor de “oude” schulden.