Bewijslast samenwonen en partneralimentatie

Op 22 april 2016, ECLI:NL:HR: 2016:724 heeft de Hoge Raad een belangrijke beschikking gewezen met betrekking tot einde van de alimentatieplicht bij samenwoning. 

In deze zaak had de man een detectivebureau ingehuurd teneinde met het rechercherapport het samenwonen van zijn ex-echtgenote te bewijzen en daarmee het einde van de alimentatieverplichting met ingang van de datum van samenwoning te kunnen bewerkstelligen.

Nadat de rechtbank de verzoeken van de man had afgewezen, heeft het Hof de beschikking van de rechtbank in het voordeel van de man vernietigd. Het Hof heeft onder meer bepaald dat de verplichting van de man om partneralimentatie te betalen met terugwerkende kracht eindigde, dat de vrouw de ten behoeve van het rechercherapport gemaakte kosten (€ 15.932,-) aan de man diende te vergoeden èn dat de vrouw de door de man onverschuldigd betaalde partneralimentatie met terugwerkende kracht diende terug te betalen (1,5 jaar ongeveer).

De Hoge Raad heeft het hof echter tot de orde geroepen en overwoog daarbij: “dat het hof niet heeft gewezen op onderbouwde stellingen van de man of specifieke observaties uit het onderzoeksrapport die meebrachten dat van de vrouw een nadere onderbouwing kon worden gevergd van haar betwisting dat zij en haar nieuwe partner elkaar wederzijds verzorgden. Indien het hof zijn oordeel heeft gebaseerd op het onderzoeksrapport als geheel, heeft het miskend dat ieder vereiste voor de toepassing van art. 1:160 BW door de man moest worden gesteld en zo nodig bewezen. Voor zover het hof zijn oordeel heeft gebaseerd op enkele observaties van het onderzoeksbureau dat de vrouw en haar nieuwe partner samen boodschappen deden, is dat ontoereikend als motivering, aangezien deze waarnemingen nog niet in tegenspraak zijn met de verklaring van de vrouw dat zij haar eigen boodschappen betaalde. Zou het hof hebben geoordeeld dat de man voorshands heeft voldaan aan zijn (stelplicht en) bewijslast ter zake van de eis van wederzijdse verzorging, dan had het de vrouw tot tegenbewijs moeten toelaten.”

Kortom, het enkele feit dat een detectiverapport wordt overgelegd, is in de regel niet voldoende voor een alimentatieplichtige om met succes een beroep te kunnen doen op artikel 1:160 BW. Voor een geslaagd beroep is vereist dat (cumulatief) bewezen sprake is van een affectieve relatie, van duurzame aard, die meebrengt dat betrokkenen elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. De bewijslast aangaande deze punten ligt heel nadrukkelijk bij de partij die zich beroept op voornoemd artikel en dan nog dient de alimentatiegerechtigde nadien toegelaten te worden tot het leveren van tegenbewijs. Reden hiervoor is dat de toepassing van deze bepaling tot gevolg heeft dat de betrokkene die met een ander is gaan samenleven als waren zij gehuwd, definitief een aanspraak op levensonderhoud jegens de gewezen echtgenoot verliest, ook als die nieuwe relatie korte tijd nadien eindigt en de betrokkene er weer alleen voor komt te staan.

Kortom, laat u goed informeren indien u aanwijzingen hebt dat uw ex-partner heimelijk samenwoont. Een detectiverapport kan het begin zijn van een bewijslevering maar zal dus niet het bewijs zijn. Hoe overduidelijk het samenwonen soms ook lijkt te zijn.

 

Dam Advocaten

Bezoekadres
Dam 34
1506 BE Zaandam

Postadres
Postbus 1275
1500 AG Zaandam

Tel 075 631 3121
Fax 075 670 5748
E-mail info@damadvocaten.nl

damadvocaten.nl