Ontslag op staande voet

Haastige spoed is zelden goed en dat gaat in meerdere opzichten ook op voor de Wet Werk en Zekerheid. Ik heb daar al eerder over geschreven. Het volgende voorbeeld maakt duidelijk dat over sommige onderdelen van de wet niet goed is nagedacht. 

De werkgever in deze zaak was een kinderdagverblijf. Werknemer was een van de leidsters en sinds 2012 in dienst. Op 13 augustus 2015 had zij samen met een collega in twee auto’s tien kinderen meegenomen naar een speeltuin. Volgens Weeronline werd het die dag tropisch warm. Na anderhalf uur kwam de leidster er achter dat zij maar negen kinderen bij zich had. Na enige tijd zoeken bleek, dat een tweejarig jongetje was achtergebleven in een afgesloten en in de volle zon geparkeerde auto.

De werkgever ontslaat de werknemer wegens dringende redenen op staande voet. De werknemer vecht het ontslag aan en krijgt gelijk. De kantonrechter vindt de redenen niet ernstig genoeg voor een ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst wordt wel met ingang van 1 januari 2016 ontbonden onder toekenning van de transitievergoeding.

In hoger beroep geeft het Hof de werkgever alsnog gelijk. Gelukkig toch nog gerechtigheid, zou je denken, maar dan heeft u buiten de waard (lees: de WWZ) gerekend. Onder de oude regeling zou door de uitspraak van het Hof het ontslag op staande voet in stand blijven en de verplichting tot betaling van loon eindigen, maar nu bepaalt de wet het volgende: “Indien de rechter in hoger beroep oordeelt dat het verzoek van de werk-nemer om vernietiging van de opzegging ten onrechte is toegewezen, bepaalt hij op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst eindigt.” Het hof moet dus een nieuwe einddatum vaststellen, maar die mag volgens het Hof niet in het verleden liggen. Het ontslag was gegeven op 14 augustus 2015. Op 2 november 2015 deed de kantonrechter uitspraak. Het loon over de periode van 14 augustus tot 1 januari 2016 moest nog betaald worden. Het Hof deed op 23 februari 2016 uitspraak. De werkneemster, waarvan was vastgesteld dat zij zich dermate verwijtbaar heeft gedragen dat zij aan haar werkgever een schadevergoeding moet betalen, zou daardoor opeens weer recht op loon krijgen tot tenminste 23 februari 2016.

Het Hof zag zich gesteld voor het probleem dat de werkgever als gevolg van het hoger beroep nog meer loon moest gaan betalen. Dat ging het Hof toch te ver, en het stelde de beëindigingsdatum toch met terugwerkende kracht vast op 1 januari 2016.

De werkgever heeft derhalve bijna vijf maanden loon moeten betalen aan een werkneemster die, zoals het Hof het formuleerde, grovelijk haar verplichtingen had veronachtzaamd ten opzichte van haar werkgever aan wie ouders hun “kostbaarste bezit” toevertrouwen. De werkgever krijgt weliswaar een schadevergoeding en de werkneemster moet de transitievergoeding en de na de eerste uitspraak toegekende proceskostenveroordeling terugbetalen, maar het blijft onbegrijpelijk dat na een terecht ontslag op staande voet de werkgever toch loon verschuldigd blijft. Gelukkig is er in deze zaak heel voortvarend geprocedeerd, want anders had de verplichting tot doorbetaling van het loon nog veel langer kunnen duren.

Onder het oude recht werd na een ontslag op staande voet de kantonrechter voor de zekerheid gevraagd de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor het geval later in de procedure zou komen vast te staan dat het ontslag op staande voet geen stand zou houden. Sommige kantonrechters zijn van mening dat onder de WWZ dat voorwaardelijk ontslag niet meer kan. De Hoge Raad mag zich daarover gaan uitspreken.

Aan ontslag op staande voet zijn nog meer dan vroeger voor de werkgever grote risico’s verbonden. Bezint eer gij begint en win vooraf altijd advies in, voordat u onomkeerbare maatregelen genomen heeft.

Mr. Jaap Jong advocaat bij Dam Advocaten

Dam Advocaten

Bezoekadres
Dam 34
1506 BE Zaandam

Postadres
Postbus 1275
1500 AG Zaandam

Tel 075 631 3121
Fax 075 670 5748
E-mail info@damadvocaten.nl

damadvocaten.nl