In het artikel in Zaanbusiness van april 2012 heb ik het onderwerp van de reclamebelasting besproken. Zoals de meeste gemeentelijke belastingen is de bevoegdheid tot het opleggen van een aanslag reclamebelasting neergelegd in de Gemeentewet. Maar de praktische invulling daarvan is geregeld in de zogeheten ‘Experimentenwet Bedrijven Investeringszones’, afgekort: Experimentenwet BI-zones.
Ondernemers worden door de gemeente uitgenodigd om een bepaalde belasting, de reclamebelasting dus, in het leven te roepen die door de Experimentenwet BI-zones wordt aangeduid als heffing. De opbrengsten, die door deze heffing worden gegenereerd, worden in een ondernemersfonds gestort, waaruit diverse activiteiten worden gefinancierd, die het gebied waarbinnen de ondernemingen floreren, aantrekkelijker moeten maken.
In het centrum van een plaats waar veel winkelactiviteiten zijn, zullen deze voorzieningen voornamelijk bestaan uit het financieren van festiviteiten, het installeren van feestverlichting en dergelijke. De heffing is in het leven geroepen om te voorkomen, dat diverse winkeliers ‘meeliften’ op de investeringsinspanningen van de andere ondernemers om het gebied aantrekkelijker te maken voor de consument. Voorwaarde is wel, dat de heffing dan ook breed gedragen wordt door de ondernemers die deze reclamebelasting moeten voldoen. Is dat niet het geval, dan zal de rechter de reclamebelastingmaatregel buiten toepassing verklaren.
Een gemeentelijke belasting, die dit democratisch beginsel niet kent, is de zogenaamde baatbelasting. Deze belasting is een vorm van heffing die uitsluitend en alleen wordt ingesteld ter realisering van een bepaald doel. De daaruit verkregen revenuen moeten worden aangewend ter financiering van de door de gemeente in opdracht verstrekte infrastructurele voorzieningen, bijvoorbeeld het aanleggen van een riolering of het realiseren van een weg. Baatbelasting kan alleen worden geheven als belendende onroerende zaken, meestal gaat het om bedrijfspanden, direct profiteren van de gerealiseerde voorziening. Het is niet ongewoon dat zich dit uiteindelijk vertaald in een waardestijging van het betreffende pand. Een baatbelasting kan niet worden geheven ter realisering van gemeenschappelijke ondernemersactiviteiten.
Voor de ondernemer is het onderscheid niet altijd gemakkelijk te maken. Er is dan ook een gezonde weerstand tegen het opleggen van deze belastingen. Immers, het kan voorkomen dat een ondernemer in zijn hoedanigheid van eigenaar van een bedrijfspand zowel wordt aangeslagen voor reclamebelasting als voor baatbelasting. Het resultaat is dan ook dat in diverse gemeenten verbeten wordt geprocedeerd tegen het opleggen van deze belastingen.
De Hoge Raad heeft scherpe criteria geformuleerd, waaraan het fenomeen baatbelasting moet voldoen. In de praktijk laadt een gemeente nog wel eens de verdenking op zich, dat het groot onderhoud voor een bepaald gebied uit de baatbelasting wordt gefinancierd. Dit nu is door een recente uitspraak van de Hoge Raad niet toegestaan. De Hoge Raad oordeelt, dat het opleggen van een baatbelasting slechts dan gerechtvaardigd is als het heringerichte gebied naar inrichting, aard of omvang wezenlijk veranderd is. Het slechts herbestraten van een weg of het vervangen van oud door nieuw straatmeubilair, vallen daar dus niet onder.
Voor juridisch advies:
Nagtegaal & Jong Advocaten, www.nagtegaaljong.nl
Dam 34, Postbus 1275, 1500 AG Zaandam Tel (075) 631 31 21
Telefax (075) 635 08 18 info@nagtegaaljong.nl