In mijn vorige column ben ik ingegaan op de wijze waarop sinds 2013 de kinderalimentatie werd berekend. Sinds 2013 werd het kindgebonden budget in mindering gebracht op de hoogte van de behoefte van het kind aan een bijdrage. Daardoor werd het bedrag dat ouders nog moesten bijdragen in de kosten van hun kind feitelijk verlaagd. Sinds 1 januari 2015 heeft een alleenstaande ouder daarbovenop in veel gevallen recht op de zogenaamde alleenstaande ouderkop en ook deze bijdrage van de overheid werd sinds 2015 van de behoefte van het kind afgetrokken.
Hierdoor kon het voorkomen dat een ouder in het geheel geen alimentatie meer hoefde te betalen. De uitvoering van die richtlijnen heeft dan ook tot veel discussie geleid. De Rechtbank Den Haag heeft in dat kader in haar uitspraken de richtlijn tot op heden niet gevolgd. Ook de rechtbank Noord-Holland week regelmatig af van de aanbevelingen van de Expertgroep.
Tot voor kort gold derhalve dat de uitkomst van een alimentatieprocedure mede-afhankelijk was van de vraag bij welke rechtbank er werd geprocedeerd. Inmiddels heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 naar aanleiding van een prejudiciële vraag van het Hof te Den Haag een einde gemaakt aan de wijze van berekenen zoals hiervoor uiteengezet.
De Hoge Raad heeft in dat kader beslist dat bij de berekening van kinderalimentatie wel rekening moet worden gehouden met de ontvangst van het kindgebonden budget, maar alleen bij de vaststelling van de inkomsten van de alleenstaande ouder die het kind verzorgt. Dit antwoord schept duidelijkheid in een groot aantal lopende procedures.
Het voorgaande betekent dat het kindgebonden budget niet meer direct afgetrokken wordt van de behoefte van het kind, maar wordt opgeteld bij het inkomen van de ouder die het budget ontvangt. Het betekent derhalve dat de verhoging van het kindgebonden budget dus ook direct een verhoging is van de draagkracht van de verzorgende ouder en in dat licht een reden kan zijn voor een herziening van de alimentatie. In de praktijk zal de uitspraak ertoe leiden dat veel betalende ouders meer moeten betalen dan nu het geval is. Benadrukt dient te worden dat de uitspraak niet met terugwerkende kracht geldt.
Deze beslissing van de Hoge Raad leidt bovendien niet automatisch tot een aanpassing van het verschuldigde of te ontvangen bedrag. Het is aan de ouders zelf om actie te ondernemen en de afspraken te laten wijzigen indien gewenst.